Skip to main content

Wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten onder de Omgevingswet

Gepubliceerd op 28 november 2023

Om de invoering van de Omgevingswet vloeiend te laten verlopen heeft de wetgever overgangsrecht gemaakt. Onder andere in de Invoeringswet en het Invoeringsbesluit. Dit zorgt voor interessante juridische vraagstukken. Eén van de vraagstukken is: ‘Kunnen we de wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten uit de geldende bestemmingsplannen straks onder de Omgevingswet nog gebruiken?’

Het korte antwoord is ‘ja, alleen als het gaat om bouwactiviteiten’. Maar er zijn uitzonderingen! Je leest er meer over in dit artikel.

De bruidsschat. Wat regelt het Invoeringsbesluit voor de wijzigingsbevoegdheid en de uitwerkingsplicht?

Het overgangsrecht voor bestaande wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten staat in de bruidsschat. Met de komst van de Omgevingswet verhuizen een groot aantal regels van het rijk naar de gemeenten. De gemeenten moeten deze regels verwerken in hun definitieve omgevingsplan. Om deze verhuizing in goede banen te leiden is in het Invoeringsbesluit geregeld dat deze regels automatisch worden opgenomen in alle omgevingsplannen van gemeenten. De bruidsschat heeft een vaste plek; namelijk hoofdstuk 22 in het omgevingsplan. Met de invoering van de Omgevingswet heeft elke gemeente van rechtswege een hoofdstuk 22 in haar omgevingsplan.

Met artikel 22.32 kan een gemeente een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen als de activiteit in overeenstemming is met de regels die zijn opgenomen in een bestaande wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht.

Artikel 22.32 van deze bruidsschat gaat over bestaande wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten. Het artikel regelt dat een gemeente een omgevingsvergunning voor het bouwen, die in strijd is met het omgevingsplan, toch mag verlenen als de activiteit in overeenstemming is met de regels die zijn opgenomen in een bestaande wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht. Een vergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit kan de bouwactiviteit dan mogelijk maken.

In de toelichting bij dit artikel staat dat het college van burgemeester en wethouders beslissingsruimte heeft om de aangevraagde activiteit wel of niet mogelijk te maken. Dit betekent dat het college ook moet beoordelen of het aangevraagde bouwplan in overeenstemming is met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Hiermee wordt de huidige situatie voortgezet: deze beslissingsruimte was voorheen geregeld in de Wabo.

Tot slot bepaalt lid 2 van artikel 22.32 van de bruidsschat dat alle instructieregels waaraan moet worden getoetst bij een aanvraag voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit van overeenkomstige toepassing zijn. Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid of een uitwerkingsplicht onder de Wro moest immers ook worden voldaan aan de regels uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en provinciale verordeningen. Zo wordt voorkomen dat de vergunde ontwikkeling niet in strijd is met hogere regelgeving.

Waarom alleen voor bouwactiviteiten?

Artikel 22.32, waarin de hierboven toegelichte uitzonderingsregel staat, maakt onderdeel uit van paragraaf 22.2.7.2 van de bruidsschat. Deze paragraaf heeft alleen betrekking op bouwactiviteiten (zie artikel 22.26 en 22.29). Daardoor is de uitzonderingsregel van artikel 22.32 alleen van toepassing als sprake is van vergunningplichtige bouwactiviteiten.

Is er sprake van een vergunningplichtige gebruiksactiviteiten zonder dat er bouwwerkzaamheden nodig zijn? Dan kan dit niet worden vergund op grond van artikel 22.32 van de bruidsschat. Om afwijkend gebruik mogelijk te maken moeten we gebruik maken van de nieuwe wetgeving. In dit geval is een buitenplanse omgevingsplanactiviteit het aangewezen instrument om gebruikswijzigingen mogelijk te maken.

Wanneer kunnen we gebruiksactiviteiten tóch mogelijk maken?

Er is één bijzondere situatie waarin afwijkend gebruik (zonder bouwactiviteiten) wél mogelijk gemaakt kan worden. Dat kan met een binnenplanse omgevingsplanactiviteit. In de bruidsschat is namelijk ook geregeld dat men een binnenplanse afwijking van de regels in oude bestemmingsplannen kan blijven gebruiken. Deze is in het overgangsrecht gelijk gesteld aan een binnenplanse omgevingsplanactiviteit (zie artikel 22.280 van de bruidsschat).

Vervolgens zegt de wetgever: als de aanvraag voor zo’n omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de regels uit het bestemmingsplan in strijd is met deze afwijkingsregels, maar wél past binnen de wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht, dan mag de gemeente de omgevingsvergunning alsnog vergunnen (zie artikel 22.282 van de bruidsschat). Dit zijn uitzonderlijke gevallen.

Een voorbeeld

Een agrariër wil 500 m2 van zijn bedrijfsgebouwen gebruiken voor nevenactiviteiten. Hij vraagt een vergunning voor een omgevingsplanactiviteit aan bij de gemeente.

In het bestemmingsplan (dus het tijdelijke deel van het omgevingsplan) zijn de volgende regels voor nevenactiviteiten opgenomen:  

3.6 Afwijken van de gebruiksregels:
3.6.1 Nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven, met dien verstande dat:

  • uitsluitend nevenactiviteiten zoals genoemd in de bijlage en naar de aard en omvang daarmee gelijkgestelde nevenactiviteiten zijn toegestaan;
  • de totale gezamenlijke oppervlakte van nevenactiviteiten niet meer mag bedragen dan 25% van de oppervlakte van de aanwezige gebouwen tot een maximum van 350 m2;
  • geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de belangen en natuur- en landschapswaarden van de naburige percelen en gronden.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Nevenactiviteiten en vergroten toegestane oppervlakte nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • uitsluitend nevenactiviteiten zoals genoemd in de bijlage en naar de aard en omvang daarmee gelijkgestelde nevenactiviteiten zijn toegestaan;
  • de totale gezamenlijke oppervlakte van nevenactiviteiten niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van de aanwezige gebouwen tot een maximum van 750 m2;
  • geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de belangen en natuur- en landschapswaarden van de naburige percelen en gronden.

De aanvraag past niet binnen de voorwaarden van de omgevingsvergunning om af te wijken van de regels. Maar de vergunning past wel binnen de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid. De gemeente mag de vergunning voor de binnenplanse omgevingsplanactiviteit verlenen (zie artikel 22.282 van de bruidsschat).

Kortom, alleen in bijzondere gevallen kunnen gebruiksactiviteiten uit wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten vergund worden door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit als er niet tegelijkertijd een bouwactiviteit plaatsvindt. Dit kan alleen als deze gebruiksactiviteit ook al was geregeld in een binnenplanse afwijking in een bestemmingsplan zoals in het hierboven opgenomen voorbeeld.  

Delegatiebesluit in de Omgevingswet

De wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen komen niet terug in de Omgevingswet. De gemeenteraad krijgt wel de bevoegdheid om het vaststellen (lees: wijzigen) van delen van het omgevingsplan te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders (artikel 2.8 Omgevingswet). Deze bevoegdheid wordt dus niet gedelegeerd in het omgevingsplan zelf, maar in een afzonderlijk besluit dat de raad vaststelt. In dit besluit wordt ook aangegeven binnen welke grenzen en onder welke voorwaarden het college gebruik kan maken van deze bevoegdheid.

De raad mag het vaststellen van delen van het omgevingsplan delegeren aan het college. Dit is een los raadsbesluit. Hierin geeft de raad ook aan binnen welke grenzen en onder welke voorwaarden het college gebruik kan maken van deze bevoegdheid.

De raad kan er dus voor kiezen om een delegatiebesluit te nemen waarin bestaande wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten uit de bestemmingsplannen zijn vertaald. Dan kunnen wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten die niet kunnen worden toegepast op basis van de bruidsschat in feite toch worden gebruikt.

Kortom: het is dus mogelijk dat we de ontwikkelingsmogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen ook straks onder de Omgevingswet nog gebruiken. Maar, het is wel belangrijk goed te doorgronden wanneer dit kan, en onder welke voorwaarden.

Heb je een vraag en wil je meer te weten komen over de mogelijkheden?

Neem contact met ons op.

Rosalie van Ruler

Adviseur Omgevingswet / jurist omgevingsrecht